Week 4: een bescheiden kapelletje

Wielrennen. Ik vind het hier heerlijk. Veel enerverender dan in Nederland. Maar ik ben altijd een beetje nerveus als ik met Davide, z’n vader en z’n fietsmaatjes meega. Maar ze blijven me uitnodigen, en ik kan geen nee zeggen, dus whatever we’re going to do, I will be there. Hoe traumatischer de tocht, hoe onvergetelijker! Dat is voor mij nu dus maar het motto. Daarbij komt dat het fietsteam van Davides vader nogal onder de indruk is van het feit dat ik best hard kan fietsen en noemen me dus nu blijkbaar de zus van Tom Dumoulin. Ze denken nu overigens ook dat alle noordelijke vrouwen zo zijn. Dit houdt me op de been op momenten dat ik met piepende longetjes met 10 km/u al een halfuur in de brandende zon omhoog aan het fietsen ben. Ik heb de reputatie van de vrouwen in het noorden hoog te houden! De eerste tocht werd gepland tijdens een picknick in de achtertuin van de Martini-vila, Vila Martini. (Martini komt dus letterlijk uit deze heuvels.) Beppe Crovella speelde live pianomuziek, de locale toneelgroep las voor uit zijn autobiografie (ook hij komt hier uit de streek, en is schijnbaar best beroemd geworden en daar is men dan natuurlijk heel trots op). Iedereen uit het dorp en de omgeving kwam om van een heerlijke maaltijd te genieten. 
Na een tijdje werden Davide en ik backstage uitgenodigd waar Davides vader ons een glaasje prosecco inschonk. Meer dan één. Dat was geen ramp, het concert begon me een beetje te vervelen. Pianomuziek is leuk, maar met een glaasje prosecco nog leuker. Ik werd uitgenodigd om de volgende dag mee te gaan fietsen. “Tuurlijk!”

De volgende ochtend volgde dit gesprek: “Hey Davide, waar gaan we eigenlijk heen?”
“Oh, de Superga.” … minuut stilte …
“Is dat die heuvel bij Turijn? Met die kerk?”
“Ja”
…nog een minuut stilte…
“Is dat… ver?”
“Oooh, 80 kilometer ofzo”

Die “ofzo” doet het ‘m. Ondertussen weet ik dat dat betekent dat er ruimte is om af te wijken naar mogelijk 100 km. Helemaal als Davides vader zegt dat het “helemaal niet moeilijk zal zijn” weet ik dat ik ga afzien. Maar we waren al aan het fietsen, dus teruggaan was geen optie. We gaan dus minimaal 80 km fietsen. En dat dan heuvel op. Met dit mijn achterhoofd, zonnebrand op m’n voorhoofd en die vier glazen prosecco nog in mn benen ben ik er helemaal klaar voor.

Halverwege de rit kwam ik erachter dat mijn kilometerteller het niet deed. Het apparaatje stond in permanente slaapstand. Op het display stond in van die digitale letters het woord “sleep”. Na dertig kilometer begon het op een soort bevel te lijken. “Sleep!” Ik heb stiekem wel een paar keer gedacht dat het fijn zou zijn als het allemaal een droom was.
Het eerste stuk fietsten we over de Pianura Padana, dat is de vlakte tussen de heuvels en de Alpen in. Vertrouwd en plat. Maar ook hier op de vlakte is fietsen niet zomaar fietsen, je fietst het overgrote deel namelijk gewoon over de autoweg waar alle auto’s met een noodvaart langs je razen. Wat nou fietspad.

Ik weet niet waarom, vorig jaar hebben we hier letterlijk een berg beklommen met de mountainbike, maar het blijft me verbazen hoe het gevoel van constante klim zo raar blijft. Ik ben me steeds heel bewust van de zwaartekracht. Hoe er van alle kanten aan je wordt getrokken en jij er keihard tegen in gaat. Hoe zwaar het ook is, en hoe graag je ook van je fiets zou willen afstappen om dan maar gewoon omhoog te lopen, je gaat. Ook al sta je bijna stil. Je gaat gewoon door.

Als het op bergbeklimmen aankomt met de fiets is Davide een freak of nature. Hij gaat gewoon, casual en keihard. Alsof het een rondje Zwolle-Kampen is. Ik heb het geaccepteerd. Als ik me ook nog bezig zou moeten houden met Davide bijhouden zou er iets in mij knappen denk ik. Dus ik ben heel bewust niet bezig met wat hij aan het doen is.
Het is niet heel gek dat Davide zo snel omhoog kan fietsen. Hij heeft vroeger wedstrijden gefietst en dus heel veel getraind. Een van de onderdelen van zijn training was het bergop fietsen met één been. Eén been. Eén. Been. Berg op. Ik kan daar alleen maar respect voor hebben, en heb dus geaccepteerd dat ik hem de helft van de tijd dus gewoon niet zie. Ik zit in mijn eigen bubbel van overheerlijke ellende. Ik denk dat het voor sommige mensen misschien moeilijk te begrijpen is waarom je jezelf überhaupt in zo’n situatie zou willen bevinden. De enige vergelijking die ik kan bedenken is met het baren van een kind. Niet dat ik weet hoe dat is, en ik hoop dat ik hiermee niet alle kersverse moeders die net een bevalling achter de rug hebben op de kast jaag. Maar ik vond het eigenlijk wel een mooie. Moeder zijn is ook een soort van topsport, zeggen ze altijd toch? Je moet een uithoudingsvermogen hebben van hier tot Tokyo en niet alleen fysieke, maar ook heel veel mentale kracht. In het geval van de Superga is dan het fijne vooruitzicht geen kind maar het prachtige uitzicht als je dan eindelijk die top bereikt heb. Op de top van de Superga staat ook een “bescheiden kapelletje” (zoals Ruben het noemde toen we er vanuit de verte een glimp van opvingen) oftewel La basilica di Superga. Een basiliek, die je vanuit Turijn kan zien. Ze is alles behalve bescheiden, als je er vlak naast staat valt ze een stuk groter uit. Maar het meest indrukwekkende is het uitzicht over het wijd uitgestrekte Turijn tussen de bomen door. Volgens mij is de enige plek waar je Turijn kan ervaren als een serene plek, uitgestrekt over honderden hectares, met glinsterende lampjes en geweldig lange straten die in één rechte streep de hele stad doorkruisen. Beschermd door de machtige Alpen daarachter.

Terwijl we hier staan uit te hijgen worden we omringd door mede-gekken die ook de heuvel beklommen hebben en toeristen. Na vijf minuten genieten, gaan we weer. Je hebt net de bevalling gehad, je hebt even heel erg genoten van hetgeen waar je zo lang naar hebt toegewerkt (misschien in mijn geval geen negen maanden, maargoed, je snapt m’n punt), en dán begint het eigenlijk pas. De afdaling. Aan de ene kant fantastisch, aan de andere kant een nachtmerrie. Je bent sneller beneden, maar echt relaxed is het niet. Hoe meer afdalingen ik ervaar hoe leuker ik het begin te vinden, maar mijn rem maakt overuren. Je gaat hard, maar dan ook echt hard hard. Gemiddeld 45 kilometer per uur hard. Haarspeldbochten moet je ook maar aan zien komen. Binnen zo’n bocht mag je niet te veel afremmen en wat er na die bocht gebeurt moet je ook nog maar afwachten. Waarschijnlijk een nieuwe bocht. Of een gat in de weg. Of een auto. Ik vind het afdalen veel moeilijker dan klimmen. Doodeng, eigenlijk. Maar ook heel gaaf. Tussen het ge-shit door yeehawwww!! en ohyeeeeeah!! ik heel wat af tijdens het sjezen naar beneden.

Goed. De Superga beklimmen is dus een soort van bevalling. Het is even heel zwaar, je ervaart daarna voor heel even een soort intense euforie. You did it! En daarna gaat alles ineens heel snel en kom je allerlei obstakels tegen die je nooit had zien aankomen. Maar als je gewoon rustig blijft, je focust en je niet door angst laat overmannen komt je wel heel beneden.

Ik ben niet zo van het toewerken naar een sentimenteel einde in mijn blogs. En toen ik vandaag begon met schrijven had ik niet verwacht dat dit verhaal deze wending zou nemen, maar weet je wat? I’m going for it. Ik draai de metafoor om. Omdat een van mijn beste vriendinnen een paar weken geleden bevallen is van haar eerste, en ik het hele baby-gebeuren (ondanks dat we nu helaas wat verder uit elkaar wonen) toch voor het eerst écht van dichtbij meemaak wil ik deze blog toewijden aan haar en alle jonge moeders die een pittige bevalling achter de rug hebben en die nu ontdekken dat een kind hebben ook niet alleen maar leuk, lief en schattig is. Dus, als het krijgen van een kind inderdaad net zo is als het beklimmen van een heuvel en alles wat daarbij hoort, bedenk dan het volgende: na het klimmen, zweten, huilen, genieten tussendoor, afdalen, haarspeldbochten, gaten in het asfalt, grote stenen, tegenliggers, bijna thuis, maar eerst toch nog even een heuvel op (het leven zou het leven niet zijn als er niet toch nog ergens een obstakeltje op zou duiken) volgt een warm bad en dan, met een verbrande neus, zere billen, benen, voeten, handen en met de poten omhoog op de bank met een koud wit wijntje. Helemaal kapot, maar zo ontzettend voldaan. Je bent een vrouw uit het Noorden (daar ga ik tenminste vanuit, als je dit leest), een beest van een vrouw! En je deinst niet terug voor een heuveltje of twee.

PS – Ondertussen zijn mijn ouders en Ruben (m’n broertje) hier in Italië op vakantie. De komende twee weken gaan we door de stad struinen, heerlijk eten en de bergen verkennen.

PPS – Basilicumupdate: m’n zelf-geplante basilicum heeft de verwaarlozing van het afgelopen weekend (ik was niet thuis) helaas niet helemaal overleefd. De “kant-en-klare” basilicum begint nu juist een beetje z’n draai te vinden en begint ergens op te lijken. Ik kan de pesto bijna proeven!

PPPS – De volgende blog gaat over haarballen, bliksem en over vier lange mensen in een heel klein autootje

1 gedachte over “Week 4: een bescheiden kapelletje”

  1. De winnaar van 4 x de Giro Italia komt uit Hasselt en heet Anna van de Breggen. Daar had ik al respect voor, maar na het lezen van jou blog buig ik diep. Respect.

    Groet Ben

Laat een antwoord achter aan Ben Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *